-
1 dégagement
dégagement [deegaazĵmã]〈m.〉m1) inlossing [pand]2) (het) terugnemen [belofte]3) vrijmaking4) vrije ruimte5) gang6) (het) vrijkomen [gas, warmte] -
2 bail out
vrijkomen door borggeld; ontsnappen uit een vliegtuig; uit de moeilijkheden komenbail out1 hozenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 get off
uitstappen (v. voertuig)get off♦voorbeelden:4 get off on the right/wrong foot • goed/slecht van start gaanget off to a good start • f van start gaan/goed beginnen6 get off cheaply/lightly • er goedkoop/licht van afkomenget off with/for two months (in prison) • er met twee maanden (gevangenis) afkomen¶ 〈 informeel〉 tell someone where he/she gets/can get off, tell someone where to get off • iemand op zijn nummer/plaats zetten〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 get off with • het aanleggen met, aanpappen metII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 doen vrijkomen ⇒ er goed doen afkomen, vrijspraak krijgen voor♦voorbeelden:III 〈werkwoord + voorzetsel〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 get off the ground • van de grond raken/komen -
4 dégager
dégager [deegaazĵee]3 opruimen♦voorbeelden:〈 informeel〉 dégage! • donder op!♦voorbeelden:1. v3) opruimen4) vrijlaten [hals, rug]5) verspreiden [gas, geur]6) vrijmaken [geld]7) inlossen [pand]8) afwijzen [verantwoordelijkheid]9) terugnemen [woord]10) trekken (uit) [lering]2. se dégagerv1) opklaren [lucht]2) leegstromen [straat]4) vrijkomen [geur, rook] -
5 peur
peur [pur]〈v.〉1 angst ⇒ vrees, schrik, bezorgdheid♦voorbeelden:en être quitte pour la peur • met de schrik vrijkomenj'ai eu une de ces peurs! • ik schrok me dood!n'avoir pas peur des mots • de dingen bij de naam noemenêtre (laid) à faire peur • zo lelijk als de nacht zijnfaire peur à qn. • iemand bang makenprendre peur • bang worden, schrikkenavoir plus de peur que de mal • met de schrik vrijkomenfaire plus de peur que de mal • er erger uitzien dan het in werkelijkheid isla peur de qn., qc. • de angst voor iemand, ietsavoir peur de • bang zijn voor, om te 〈+ onbepaalde wijs〉de peur de, par peur de • uit angst voor, bang omavoir peur pour qn. • bezorgd zijn over iemandde peur que • uit vrees datfangst, schrik -
6 come out
uitkomen, naar buiten komen, uitlekken, aan het licht komen, verschijnen; verdwijnen, vervagencome out1 uitkomen ⇒ eruit komen, naar buiten komen3 〈 benaming voor〉 verschijnen ⇒ te voorschijn komen, gepubliceerd worden 〈 van boek〉, uitlopen, bloeien 〈 van planten, bomen〉, doorkomen 〈 van zon〉, uit de mond komen 〈 van woorden〉, uitbreken 〈 van ziekte〉4 ontdekt/bekend worden6 duidelijk worden/zijn ⇒ goed uitkomen, er goed op staan 〈 foto〉8 zich voor/tegen iets verklaren9 haar/zijn debuut maken 〈op het toneel; in de wereld, voornamelijk met betrekking tot meisje uit hogere stand〉♦voorbeelden:8 the Government came out strong(ly) against the Russian invasion • de regering protesteerde krachtig tegen de Russische invasie¶ come out badly/well • het er slecht/goed afbrengencome out of nowhere • uit het niets opkomencome out right/wrong • goed/slecht aflopencome out for someone/something • iemand/iets zijn steun toezeggen -
7 quitte
quitte [kiet]♦voorbeelden:en être quitte pour la peur • met de schrik vrijkomenje ne l'en tiens pas quitte • hij is nog niet van me afquitte à 〈+ onbepaalde wijs〉 • met het risico te, op gevaar af te -
8 schrik
♦voorbeelden:iemand schrik aanjagen • effrayer qn.van de schrik bekomen • se remettre de sa frayeuriemand de schrik op het lijf jagen • faire une peur bleue à qn.de schrik zit erin • ils ont bien peur maintenanter met de schrik afkomen, met de schrik vrijkomen • en être quitte pour la peuriets met schrik en beven tegemoet zien • trembler à la perspective de qc.de schrik te boven zijn • avoir surmonté sa frayeur -
9 plosive speech sound
plofklank (klank uitgesproken door inhouden van adem in spraakgebied en het plotseling vrijkomen) -
10 schrik
3 [wie/wat schrik veroorzaakt] terror♦voorbeelden:1 de schrik van zijn leven krijgen • get the fright/shock of one's lifeiemand schrik aanjagen • give someone a frightvan de schrik bekomen • get over the shockmet schrik vervuld • be terrifieder met de schrik afkomen/met de schrik vrijkomen • have a lucky escapetot mijn schrik • to my alarm/horrortot hun grote schrik • to their horrorvan schrik beven • tremble with fearde eerste schrik te boven zijn • get over the initial shockde schrik zit erin • they've got the wind up -
11 austreten
austreten2 uittreden, vrijkomen ⇒ ontsnappen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 plattrappen, platlopen, banen♦voorbeelden:4 einen Pfad austreten • een pad plattreden, banen -
12 loskommen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский